woensdag 8 september 2010

LICHAAMSPANIEK 29 APRIL 2009

Mijn God! Wat een paniek! Het lichaam wil niet meer mee zoals je het gewoon was. Het hapert, het laat het op sommige plaatsen meer dan je wil afweten, het geeft signalen dat het niet eeuwig en eindeloos is. Het kraakt, het stottert, het draagt en drijft je niet als toen je jong was. Wennen is het, en aanpassen, al wil je dat eigenlijk niet: je wil op het gewone ritme, aan de bekende stroming verder. Maar iets roept halt! kalmaan!


Dat iets werkt ook op je gemoed, iets knabbelt met muizentandjes aan je zelfzekerheid in je dagelijkse handel en wandel waar het allemaal minder kleurrijk wordt. Je voelt je vernederd ook, klein gekregen, iets heeft je een hak gezet.

"Er is niets of niemand bij wie je kan gaan klagen," zeggen de mensen dan. Niemand zal je een nieuw en feilloos werkend product geven in ruil voor het haperende oude toestel. Niemand zegt: ik zet dit wel weer recht, dat komt wel weer helemaal in orde. Nergens kan je unieke schepping worden overgedaan.

Oplapwerk is er gelukkig wel door dokters, in klinieken. Dus moet je mee de ellende-file in, willens nillens. Afspraken maken, foto's nemen, onder de spuit, onder het mes, hopen op heilzame behandelingen, geneesmiddelen nemen met namen waarvan je wou dat ze niet alleen maar magisch en veelbelovend klonken.

Gelukkig dat het er allemaal is, gelukkig is een samenleving, merk je dan, goed georganiseerd, op allerlei zich steeds opnieuw aandienende noden gericht. Gelukkig hebben mensen voor dokter gestudeerd, hebben ze ervaring opgedaan, gelukkig zijn ze niet bang om alles van het lichaam onder ogen te zien, onder handen te nemen, bij te werken, op te lappen, een beetje beter weer te maken. Het stelt wat gerust, en het troost, en het geeft hoop. Al wordt het niet beter, we moeten soms leren tevreden zijn met minder slecht

29 APRIL 2009 BLOESEM

woensdag 29 april 2009


Bloesem

Goed half april, en de fruitbomen komen al prachtig in bloei. Eerst zijn er de perelaars en kerselaars. Bomen met een bruidsjurk aan, wit en maagdelijk en onbevrucht nog, maar zoveel hoop en zoveel aantrekkingskracht en zoveel verwachting! Je gaat er onder staan, fijn kantwerk tegen een blauwblauwe lucht. Af en toe dwarrelt er een blaadje neer, want bloei, ook de prachtigste, is vaak zo kortstondig.

Dan volgen de appelaars, waar de knoppen ook een vleugje roze-rood zijn. Met het openbloeien wordt dat toverkleurtje steeds meer naar de rand toe gedrongen, en zal het haast helemaal verdwijnen in het wit van de volgroeide bloesem. Maar nu nog: kijken, kijken, de ogen uitkijken naar de oude, knoestige, zo wonderbaarlijk bloeiende appelaars in de boerenboomgaarden, of naar de aangeplante fruitkwekersbomen die strak en laagstammig gerijd staan tussen grastapijten vol madeliefjes en paardebloemen.

Je wandelt erdoor, lukraak, je kijkt links en rechts en bukt je naar onder en rekt je naar boven. Je bekijkt de bloesems tegen het decor van de lucht of het groene scherm van de bomen, tegen het bruin van omgeploegd land.

Er vloeit meer kleur ook in je gemoed, de tijd stroomt tegelijk weg, en je slaat en kijkt het beeld in je op, om het later weer op te kunnen roepen als inwendige kracht, als licht in duisternis: bloei en bloesem