donderdag 29 januari 2009

Holle wegen.

In Bierbeek gezien, en verwonderd gestaan, verwonderd mijn wegen gegaan. Plots lijk je wonderbaarlijk neer te dalen in het landschap, kopje onder te gaan, te verdwijnen. Voorwaarde:
een bepaald soort ondergrond die wegslijtbaar is, water dat vaak en overvloedig van een hoogte daarin naar beneden stroomt, een hardere rand waar bomen en struiken wortel blijven schieten en voet bij stuk kunnen houden.
Resultaat dus: holle wegen, als sluipwegen, roverspaden in een landschap. Soms vertrekken ze of komen uit bij ingangspoorten van grote boerderijen met immense schuren die op overvloedige oogst en rijkdom wijzen. Je leest er geschiedenis, je ziet er paard en karren dokkeren, je ziet er kleine boeren naar de markten in de buurten rijden, je voelt je zonder moeite van verbeelding al door struikrovers verrast. In deze holle wegen, laag geborgen, valt de wind weg, de verbeelding zwelt aan: je bent en oude boer met os en kar, je bent een man van vroeger die op platgetreden paden loopt en zo bestendigt wat al eeuwen duurt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten