Een zonnige, maar venijnig winderige dag aan zee. Oostenwind door de Oostendse winkelstraten.
Nog wat koopjesvolk van de laatste dagen om te zien of iets nog wel de moeite waard is.
Dan naar het strand toe, en de boten aan de horizon. Maar al snel worden de wangen koud. Rond de warme boezem van het casino staan een hele rij banken, afgeschermd van Jan de Wind.
Daar vleit veel oud volk zich neer, meestal in koppeltjes, of in resems van vriendinnen. Soms zelfs een zonnebril op het gezicht, een bontjas aan, de mannen warmen zich aan een sigaartje.
Je gaat er toch maar tussen zitten , met een boekje dat je meebracht om te lezen. Maar het is zo zalig, even hier de ogen dicht, het papieren verhaaltje in je boek vergeten en luisteren naar al die stemmen zo dichtbij. Je hoort flarden links en flarden rechts, uit levens die je wel niet kent maar geen enkel daarvan lijkt je onherkenbaar vreemd. Je glimlacht vaak inwendig instemmend bij wat je roezemoezend hoort. Levens veraf zo dichtbij.
Soms doe je de ogen open, blikt de aanwaaiende passanten aan, ziet kinderen op zeerijtuigen, anderen op fietsen, wat bootrookpluimen in de verte, dames en heren met aan de lijn een snedig trekkend hondje. Je blijft er, verzoend met een lui namiddagleven, zitten tot de zon al lager zinkt en al het voorbijflanerend volk schimachtig wordt als je je ogen halfweg dichtknijpt.
Genoeglijk toch, alles even laten varen, en denken: wat ik van plan was blijft een plan, nu ben ik een soezende poes die tevreden spint - soms is de wereld even heel klein en lijkt het leven eenvoudig.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten