"ja, dan moet ik hem aanporren," zegt ze, "want wij zijn twee andere: hij een uitsteller, ik een aanpakker." hij voor de rust, de kalmte, we zien wel, het loopt wel los, niet teveel agenda, maar zij weet van wanten, zij onderneemt, zij wil meer doen, meer zien, meer beleven. "ja, en dan moet je van aanpakken weten, uitstel helpt dan niet - ik zeg het hem zo dikwijls."
aan. uit. aan. uit. inderdaad: liever aan: aangeschakeld, aan de slag, aan zet, volop aan het leven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten